Elke nieuwe cliënt geeft mij een ander soort hand. Een paar voorbeelden die in me op komen: de klamme hand (´Spannend hoor´), de afwezige hand (de cliënt geeft een halve hand terwijl ‘ie afwezig doorloopt), de hand-op-mijn-hand (‘Goh, wat ben ik blij dat ik hier ben’), de lang vasthouden-hand (‘En toen zei ik dus tegen mijn zus: Ik ga morgen naar de therapeut. En toen zei mijn zus….), of de anti-virushand: ‘Sorry, maar ik geef geen handen meer sinds corona.’

En dan heb je nog de gevulde hand (‘Ik heb alle scheidingsdossiers alvast meegenomen’), de krachtdadige hand (‘Wij willen dit snel oplossen. Zijn twee sessies genoeg?’) en de kedeng-hand (volle klets er tegenaan: ‘Zooh, wat zit je hier leuk.’). Voordat ik deze column inleverde heb ik nog twaalf voorbeelden geschrapt van soorten handen geven. Het zou u als lezer te veel belasten.

Maar goed, handen geven blijft een vak apart. Het is onderdeel van de eerste indruk die je iemand geeft, of die je van iemand krijgt. Zo moet ik altijd erg mijn best doen om niet meteen een stevige OMA (oordeel, mening, aanname) te hebben over mensen die mij een slap wegkijkhandje geven. Aan de andere kant: ik ben onlangs ernstig door mijn hoeven gezakt toen ik zó’n stevige knijphand kreeg, dat ik spontaan artrose graad 4 opliep. Zulk zinloos geweld is nou ook weer niet nodig.

Natuurlijk kijk ik (onbewust) naar hoe cliënten mijn praktijk binnenkomen. En ik ben me er ook van bewust dat zij een eerste indruk van mij krijgen. Dus míjn hand, blik, houding, kleding en eerste woorden zijn voor hen net zo belangrijk.    

Oefenen

Naast het hebben van mijn (coach)praktijk ben ik ook communicatietrainer. In die trainingen besteed ik vaak aandacht aan ‘de eerste ontmoeting’, bijvoorbeeld met een nieuwe klant, nieuwe medewerker, of nieuwe cliënt. Spoiler alert: ‘Hoe stel je je voor?’ vinden deelnemers altijd een superinteressant onderdeel van de training en ze hebben er de meeste vragen over. Ze willen het ook echt oefenen.

Leerlingen leerden een hand te geven

Vanwege mijn trainersactiviteiten werd ik enkele jaren geleden gevraagd voor enkele communicatie-gastlessen op een middelbare school voor leerlingen met een stevige rugzak. Wat dat in de praktijk inhield, bleek bij binnenkomst: in elk klaslokaal was een Bokito-bewaker aanwezig van twee meter hoog en een meter breed. Die moesten de docenten beschermen tegen de leerlingen en de leerlingen tegen elkaar. Ik was maar bij de deur van het klaslokaal gaan staan om de leerlingen een hand te geven. Doe ik altijd, namelijk. Maar op deze school bleek handen schudden voor de meesten een onbekend fenomeen. Ze keken vreemd naar mijn hand (niet naar mijn gezicht) en vervolgens vielen en stormden ze schreeuwend de klas binnen, langs mijn uitgestoken hand.

Achteraf begrijp ik nog steeds niet hoe ik het toen durfde, maar ik zei ferm: ‘Jongens, dit gaan we even opnieuw doen. Jullie gaan allemaal weer de gang op en ik ga bij de deur staan. Jullie komen om de beurt rustig binnen, geven mij een hand en als je die hand geeft, noem je je naam en kijk je mij aan. Je loopt door als ik ook mijn naam heb genoemd.’

Vraag me niet naar de why, de how of de what (ik kan het toch niet uitleggen) maar ze liepen braaf allemaal naar buiten. Vervolgens ging ik bij de deur staan en liepen ze een voor een weer naar binnen: hand geven, aankijken, hun naam noemen, wachten tot ik mijn naam had genoemd en doorlopen. Diegenen die een slap handje gaven, of mij niet aankeken, liet ik het zelfs opnieuw doen. Ik weet niet of ze er in hun verdere leven iets aan hebben gehad, maar ze hebben het in ieder geval een keer geprobeerd; handen schudden.

Die slappe of stevige hand die ik krijg van een nieuwe cliënt… zegt dat wat over de cliënt zelf?  

 

Moeilijk om daar ja of nee op te zeggen. Wat ik wel ervaar: dat na enkele sessies de slappe hand in een stevige hand is veranderd, de trilhand in een hand-op-mijn-hand, en de klamme hand in een hug. Er is iets gebeurd, er is iets veranderd. In hun hoofd en dus met de hand.